VUURVOGEL ZONDER KOOI

EERSTE BOEK: DE JAREN 1950-1959 

Lees hier de inleiding van het boek. 

(Zeven boekpagina's)

Cover van het boek 'Vuurvogel zonder kooi'

Inleiding

 

Ik heb in de loop van mijn levensreis nooit de glans van roem geoogst, noch het vergulde comfort van rijkdom vergaard waar ik als jongen stilletjes van droomde, maar als persoonlijke vrijheid ons kost­baarste bezit is, ben ik een miljardair. De meeste van mijn jaren heb ik namelijk kunnen doorbrengen in het licht van zelfbeschikking, vrij om te kiezen, te dwalen, te creëren, te breken en weer op te bouwen. Tijdens mijn kinderjaren werd ik nog gehinderd door het strakke keurslijf en de absurde regeltjes van twee ver­schillende dogmatische godsdiensten die allebei hardnekkig clai­men dat zij de énige ware kerk van God vertegenwoordigen. Maar in mijn tienerjaren heb ik me gelukkig van alle vrijheid berovende religieuze beperkingen kunnen losmaken en sindsdien heb ik op een eigenzinnige wijze alle creatieve vijvertjes doorzwommen die ik boeiend vond. Ik stond ooit met zangmicro en gitaar op een podium. Ik was tijdens mijn legerdienst korpstekenaar en redacteur van een soldatenblad bij een elitekorps in Duitsland en werkte daarna als tekenfilmanimator mee aan de eerste bioscoopfilm van stripheld Lucky Luke. Ik maakte mijn debuut als kunstschilder en portrettist, stichtte een nieuwe kunstenaarsgroep, schreef wat korte verhalen, was voorzitter van een kunstenaarsverbond en medestichter van een vrije academie, filmschool en marktgilde. Ik richtte een succesvol reclame­bureau en een ontwerpstudio op. Ik schilderde talloze reclamepanelen voor bedrijven en verenigingen, ontwierp geboortekaart­jes, flyers, affiches, advertenties en ander promotiemateriaal. Ik tekende illustraties, cartoons en strips voor verscheidene uitgeverijen, ontwierp en bouwde decors en praalwagens en zelfs een compleet ambulant pretpark. Ik acteerde in enkele korte speelfilms en in een paar toneelproducties, was actief in het culturele verenigingsleven en als uitgever en verkende ook nog een aantal andere creatieve horizonten…

In geen van al die creatieve disciplines bereikte ik de absolute top, maar al lijkt mijn levensloop voor de meeste buitenstaanders op een odysseaanse dans op het slappe koord: ik heb uit al mijn creatieve omzwervingen toch een enorme schat aan levens­ervaringen vergaard die aan de totaalsom van een mensenleven de schittering van een meesterlijk geslepen diamant verlenen. Een schittering waaronder echter ook nog een caleidoscopische kern zichtbaar is van gestolde pijnen, ontgooche­lingen, tegenslagen, frustraties, gebroken dromen, denkfouten en verleidelijke sirenenzang waaraan ik moeilijk kon weerstaan. Want alles – en zeker de persoonlijke vrijheid – heeft zijn prijs. Het lot geeft niets voor niets en afbieden is onmogelijk.

Ook op het terrein van de liefde was mijn levensweg een odyssee;  een kronkelende tocht door verrukking, verlangen, verlies en hartenleed. Hoewel ik er als knaap altijd van gedroomd had om met één en dezelfde levenspartner grijs en vredig oud te worden, ben ik daar nooit in geslaagd. De ‘Grote Liefde’ verscheen al vroeg op mijn levensweg (ik was amper zeventien en half), maar na dik drie jaar brak onze droom vlak voor ons geplande huwelijk op de werkelijkheid stuk. De ontgoocheling was diep, als een scheur in het fundament; zo diep, dat ik mezelf zwoer nooit meer een huwelijk te overwegen. Ik stortte me vol overgave op de kunst, op het creëren, het ontsnappen. En nadat het litteken van mijn eerste breuk nog maar jeukte in plaats van brandde, verscheen de ene na de andere nimf aan mijn horizon; passionele zielen, sommige met een hoekje af, andere zo ‘volmaakt’ als godinnen. En allen loodsten ze mij voor een tijdje het Elysium binnen, tot we door een of andere omstandigheid weer elk onze eigen weg opgingen. En hoewel elke liefdesbreuk er voor zorgde dat het eelt rond mijn hart steeds wat dikker en harder werd, slaagde Cupido er toch telkens weer in om het opnieuw met een pijltje met gouden punt te doorboren. Met drie verschillende vrouwen zette ik een kind op de wereld, maar het kwam nooit meer tot huwelijksplannen.

Sommige liefdesrelaties duurden maar enkele maanden, andere een paar jaar, met daartussen wat eendagsvliegen van wie hun parfum langer in mijn neusgaten bleef hangen dan hun voornaam in mijn geheugen. Tot ik, ergens rond mijn vijfenvijftigste, na een laatste, haast goddelijke maar opnieuw kortstondige liefdeservaring, de rust verkoos boven het vuur. Sindsdien ga ik alleen verder, al meer dan twintig jaar. Niet uit bitterheid, maar uit aanvaarding. 

Waarom geen enkele liefdesrelatie iets blijvend werd, is een vraag die ik niet kan beantwoorden, al heb ik vaak naar de oorzaak gezocht. Was het bindingsangst? Lag het aan mijn karakter? Moet ik de oorzaak zoeken in een raadselachtig trauma dat in mijn jeugdjaren ergens diep in mij tot wasdom kwam? Viel ik elke keer op een vrouw die ook geen ‘eeuwigdurende’ relatie voor ogen had?... Het is alvast een feit dat de meeste vrouwen met wie ik een relatie aanging voordien ook vaak al meerdere partners hadden en ze nadien ook geen blijvende relatie hebben opgebouwd. Maar ik wil het niet op hen afschuiven. De oorzaak zal nagenoeg zeker aan mij liggen. En nu het toch al lang te laat is om nog van een zilveren, porseleinen, kristallen of tinnen huwelijksjubileum te dromen, heb ik me er vredig bij neergelegd dat de eenzaamheid mijn laatste metgezel zal zijn, al wordt die momenteel toch enigszins verlicht door mijn drie kinderen en  zeven  kleinkinderen  en de goudgele stroom van nostalgische  herinneringen  aan  alle  vrouwelijke  parels  die  mijn  dagen en nachten passie, kleur en inhoud gaven.

Toen ik enkele jaren geleden de totaalsom opmaakte van het turbulente leven dat al achter mij lag, achtte ik de tijd rijp om mijn levensreis in een autobiografische boekenreeks te ‘vereeuwigen’. Niet alleen omwille van het genot om mijn leven nog eens te ‘her­beleven’, maar vooral voor mijn nageslacht, zodat ik voor hen toch iets meer zal zijn dan een koperen plaatje op een uitstrooiweide of een naam op een grafsteen. 

Pas na de dood van mijn ouders ben ik mij er immers ten volle van bewust geworden hoe weinig ik maar van hun leven en voor­geschiedenis afweet. Hoe brachten ze hun kinderjaren door? Met wie zijn ze samen opgegroeid? Hebben ze zoals ik een jeugdliefde gehad? Op welke manier spartelden ze de oorlogsjaren door? Waar haalden ze de moed en de enorme wilskracht vandaan om na elke tegenslag weer op te staan en door te gaan? Welke ervaringen hebben hen gemaakt tot wat ze waren? Hoe en op welke manier leefden ze in hun tijd? Welke gebeurtenissen en omstandigheden hadden een cruciale invloed op hun denken, leefomgeving en op hun persoonlijkheidsvorming?...

Nog minder weet ik iets over het persoonlijke leven van mijn grootouders, van wie ik zelfs de geboorte- en sterfdatum niet ken. Ik kan die informatie uiteraard nog opsporen, maar die officiële gegevens zullen me niet vertellen hoe ze precies geleefd hebben, of ze gelukkig waren, of ze hun levensdoel bereikt hebben, of hoeveel dromen ze door nare omstandigheden en beperkingen vroegtijdig moesten begraven. Geen van mijn grootouders heeft een dagboek of brieven nagelaten. Mij rest nog slechts één vergeelde foto van de ouders van mijn moeder. Een nogal geposeerde momentopname, die me bitter weinig vertelt over de inhoud van hun levenswandel. En zo zit ik nog met duizend en één vragen over hun bestaan, die altijd onbeantwoord zullen blijven. Mijn ouders en grootouders namen niet alleen hun persoonlijke geheimen mee in het graf, maar ook al de waardevolle bedenkingen en rijke levenservaringen die voor mij een troost en een begeleiding op mijn verdere levensweg hadden kunnen zijn. Door het ‘vereeuwigen’ van mijn levens­wandel hoop ik dus dat mijn kinderen en kleinkinderen niet met dezelfde onbeantwoorde vragen en twijfels over het wel en wee van hun (groot)vader zullen zitten.

Stiekem hoop ik echter ook dat mijn belevenissen en de ervaringen die ik daarbij opdeed ook jou en andere mensen zullen boeien. In die hoop kan ik mij erop verheugen dat sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de belangstelling voor de ‘volksgeschiedenis’ toegenomen is. Dat begon toen een groep historici rond het Franse tijdschrift Annales zich ging bezinnen over de aard, functie en methode van de geschiedwetenschap. Ze werden zich bewust van het belang van de geschiedenis van de kleine man, van de ‘gezicht­loze massa’, van hun leven, werken en liefhebben, van hun fysieke, affectieve en mentale gewoonten. Het is immers een onomstreden feit dat de ‘kleine geschiedenissen’ kunnen bijdragen tot een beter globaal beeld van hoe de mensheid in een bepaalde periode leefde, dacht, voelde en evolueerde.

Al decennialang proberen volkskundemusea en heemkundige verenigingen die het dagelijks leven uit vervlogen tijden pogen te reconstrueren niet alleen voorwerpen, maar ook persoonlijke en niet zo bekende verhalen te verzamelen die nog in de samenleving te vinden zijn. Het gaat dan vooral over eigen belevenissen, of wat men zich nog kan herinneren van de verhalen van ouders en grootouders. ‘Dat kunnen grote vergezichten zijn over kerk en samenleving’, formuleerde een Nederlands volkskundemuseum het nog vrij recent in een van haar oproepen, ‘of juist heel kleine anekdotes, bijvoorbeeld hoe de room smaakte die je van de melkdoppen afschraapte’.

Onze egodocumenten zijn trouwens niet alleen van belang voor ons nageslacht en voor mensen die zich met de geschiedenis van het dagelijks leven bezighouden. Voor lezers die van ‘ontspanningslectuur’ houden kunnen ze soms boeiender en herkenbaarder zijn dan de gefantaseerde avonturen van een fictieve held. En voor jonge mensen die nog op zoek zijn naar een levensinvulling kunnen ze een inspiratiebron en leidraad zijn, al is mijn levensweg zeker geen schoolvoorbeeld van hoe een mens zou moeten leven om er het beste uit te halen. Daarvoor ben ik té vaak van de ‘hoofdweg’ afgedwaald. Ik heb me de ene keer als een distelpluisje op de adem van de wind laten meedrijven naar een doel dat ik me voorgenomen had en ben een andere keer als een zalm die tegen de stroom inzwemt op een voorgenomen doel afgestormd. En dat niet als iemand die de geijkte regels en voorschriften volgt, maar als een eigenzinnige ‘stille’ rebel, die zijn leven naar eigen inzichten vorm en inhoud probeerde te geven.

Ik schreef deze autobiografie vanuit mijn buikgevoel, zonder rekening te houden met literaire conventies en zonder hulp van chatgpt, AI of andere digitale of fysieke hulpjes. Ik heb ze ook niet laten ‘oppoetsen’ of redigeren door een eindredacteur. Wat je leest komt recht uit de geest en uit het toetsenbord van een man die officieel maar tot zijn veertiende dagonderwijs volgde.    

Ik heb me tijdens het schrijven zo nu en dan laten verleiden door wat men de ‘dichterlijke vrijheid’ noemt, echter zonder de waar­heid geweld aan te doen of ze bewust op te smukken of te ver­draaien om een sensationeel plaatje te creëren.

Voor de persoonlijke ervaringen tijdens mijn eerste levensjaren was ik aangewezen op wat mijn moeder me later vertelde. Voor de jaren erna op mijn prille herinneringen en op een aantal bewaard gebleven foto’s en documenten.

Herinneringen zijn echter maar zelden voor de volle honderd procent betrouwbaar. Het is intussen al lang geweten dat ons geheugen een onverbeterlijke ‘manipulator’ is. Laat twintig mensen, die op een bepaald moment in precies dezelfde omstandigheden dezelfde gebeurtenis meegemaakt hebben er twintig jaar later een verslag over schrijven en je krijgt twintig verhalen voorgeschoteld die op tal van punten al sterk van elkaar verschillen. En hoe verder de herinnering achter ons ligt, hoe groter de kans dat ze in ons geheugen vervormd en verkleurd is en al sterk van de realiteit afwijkt.

Ik had echter voor wat de herinneringen uit mijn kinderjaren betreft een heel belangrijk hulpmiddel ter beschikking. Nadat we op een koude februarinacht in het jaar 1962 omwille van het ‘overspel’ van mijn moeder van een ogenschijnlijk slapend dorpje naar de bruisende stad Gent gevlucht waren, heb ik in de daarop­volgende maanden al mijn herinneringen uit mijn kindertijd aan mijn dagboekjes toevertrouwd. Ze zaten toen nog fris in mijn geheugen. De herinneringen vastleggen in mijn dagboek, dat ik als een fictief vriendje beschouwde, was mijn manier om de pijn van de scheiding en de strijd om me aan een totaal nieuwe omgeving aan te passen, te verwerken. En zo beschik ik nu nog over een min of meer betrouwbaar ‘realistisch verslag’ van hoe alles toen verliep en hoe ik het als kind ervoer. Ook later heb ik regelmatig mijn belevenissen, gevoelens en bedenkingen in dagboeken en brieven vastgelegd, zodat ik daar voor de samenstelling van deze autobiografische boekenreeks rechtstreeks kon uit putten en niet enkel aangewezen was op wat in mijn geheugen is blijven hangen en door de tijd aangevreten en vervormd is.

Maar er is nóg een onbetrouwbare factor in het spel: de nostal­gie. Die schuurt van elke herinnering de scherpe kantjes weg en wat meestal overblijft is een gladde kei die je met een vleugje weemoed over het stilstaande water kan ketsen. De kringetjes die de kei vormen telkens hij het wateroppervlak raakt, verstrooien zowel het licht als de schaduwen op het water. Je relativeert de obstakels die je ooit verwond hebben. De diepe pijnen die je ooit onderging, voelen na verloop van tijd nog slechts als de beet van een mug, of wat eens niet zo erg pijnlijk aanvoelde, kan later lijken alsof je met een slagersmes behandeld werd. En de mooie momenten worden in je herinnering vaak opgeblazen tot gewichtloze kristallen luchtballonnen, waarmee je met een nostal­gische roze bril voor je ogen over de landschappen uit vervlogen jaren zweeft. Daardoor mijmeren onze oudjes zo vaak over hoeveel ‘rustiger, beter en aangenamer’ het in vroeger tijden was.

Ik heb getracht de nostalgie zo goed en zo kwaad als het ging weg te schrapen en zag daaronder dat het toen écht niet rustiger,  beter en aangenamer was dan in onze huidige tijd. De fifties – de jaren waarin ik als kind opgroeide – vormden zelfs op velerlei vlakken een duister, desastreus, verwarrend en ronduit gevaarlijk decen­nium om in te leven, met een hele trits materiële, economische en sociale beperkingen, met bloederige oorlogen,  hevige  opstanden  en  stakingen,  met tal van onzekerheden en met het gevaar om in de alsmaar heviger vooruitsnellende technologische evolutie (waar de meeste mensen nog niet echt op voorbereid waren) de pedalen te verliezen.

Beleef samen met mij op deze cruise door de jaren vijftig mijn eigen avontuurlijke kindertijd. Regelmatig zullen we aan land gaan om een paar (intussen al lang vergeten) eenvoudige mensen weer tot leven te wekken en om wat rond te snuisteren in de wazig verlichte etalages van al lang gesloten winkels en magazijnen. Onbeschaamd zullen we binnengluren in het intieme leven van enkele dorpsbewoners en hun zwakheden en krachten verkennen. We zullen samen eten wat de pot toen schafte, samen ondeugende streken uithalen, waarvan enkele al een ‘seksueel’ tintje hadden. We zullen ons samen ergeren of verwonderen aan de bekrompen mentaliteit en de materiële en sociale beperkingen van de fifties. We zullen samen de smaak proeven van een eerste – bijna sacrale – verliefdheid, nog broos als elfenvleugeltjes, maar toch duurzaam genoeg om zich blijvend in de herinnering te nestelen. We zullen samen de vreugdes ondergaan van een kind dat veel vrijheid, voorspoed en geluk kende, maar ook al vroeg geconfronteerd werd met tal van onzekerheden, met het dogmatisme van twee verschillende christelijke religies en met de pijn die de ontluis­tering van iets dat men jarenlang als ‘heilig’ beschouwde, kan veroorzaken.

Hoewel we geen luxeleventje leidden hadden mijn jongere broer en ik het geluk om in dat decennium toch in een beschermende en tegelijk vrije sfeer te kunnen opgroeien in een nog wat van de buitenwereld afgesloten dorpje in de prachtige golvende streek van de Vlaamse Ardennen, met een stel ouders die zich door keihard werken op enkele jaren tijd konden opkrikken van een ronduit armtierige naar een vrij welstellende status.

Vaar  mee  met  mij  en  ontdek  hoe  het  werkelijke  leven  in de fifties voor  iemand  van  mijn  generatie  toen  was. Ontdek dat het geluk toen niet ‘heel gewoon’ was, zoals de Nederlandse zanger Gerard Cox het in ’72 zo ontroerend bezong, maar dat wij het in die bewogen tijd ook met vallen en opstaan moesten zoeken en zien te vinden in zowel de alledaagsheid van de dingen als in wat ons toen toegemeten was.

Deze cruise door mijn persoonlijk levensverhaal is er meteen ook een door de geschiedenis van de grote wereld om ons heen. We varen op onze reis namelijk ook langs een aantal opmerkelijke gebeurtenissen en toestanden die in die bepaalde periode in onze achtertuin plaatsvonden; gebeurtenissen, toestanden en omwentelingen die ons vreugde, verdriet, angst, hoop en onzekerheid inboezemden, die aan ons wereldbeeld knauwden en vijlden en aan het leven van mens en milieu een ingrijpende koerswijziging gaven. Want een saaie periode was dit vijfde decennium van de 20ste eeuw allerminst. Ik durf het zelfs een ‘overgangs-‘ of ‘springplankdecennium’ te noemen, dat ons naar een andere (niet altijd betere) sociale,  economische,  culturele  en  maatschappelijke levensstijl en -standaard katapulteerde, die van een groot deel van de mensheid een groot aanpassingsvermogen vergde.

Ik leg er hierbij wel de nadruk op dat ik geen historicus ben, en ik alle gegevens die ik uit talrijke ‘betrouwbare’ bronnen haalde volgens mijn persoonlijke interpretatie heb beschreven. Maar laat ik hier tegelijk aan  toevoegen  dat  nagenoeg  geen  enkel  historisch  verslag,  persartikel, nieuwsbericht of egodocument voor de volle honderd procent nauwkeurig is. Zelfs het gebrek aan één belangrijk detail of de intonatie en woordkeuze waarop iets gezegd of beschreven is, kan het werkelijke beeld al vervormen. Dat geldt dus ook voor mijn eigen levensverhaal. Het is dus aangeraden om  deze boekenreeks dan ook als ‘ontspanningslectuur’ en  niet  als  volstrekt  accurate informatie te beschouwen.

Als ‘reisbegeleider’ op deze cruise door het verleden wens ik je alvast een boeiende en ontspannende leesreis!

Antoine Bomon, Ronse, 2025

Jouw waardering op deze tekst:

Rating: 5 sterren
2 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Francine Lippens
een maand geleden

Bravo Antoine knap geschreven mooi en zeer waarheidsgetrouw naar de anekdotes over periodes die ik ken,ik ga zeker het boek lezen en wens je er zeer veel geluk mee😘🤣